U bevindt zich hier: Home Het Museum Tentoonstellingen-archief 2010-2015 Kees ingekaderd *juli-september 2012
dinsdag, 31 maart 2015 09:46

Kees ingekaderd *juli-september 2012

Het zal geen Thijssenfan ontgaan zijn: nadat Kees de jongen in 2003 verfilmd werd, is de roman verschenen als beeldroman. Een fenomenale prestatief, geleverd door de zeer veelzijdige tekenaar Dick Matena. Het Theo Thijssen Musem geeft een kijkje in zijn keuken. Wat gebruikte hij als visuele documentatie? Hoe deelde hij zijn pagina’s in? Hoe zagen de eerste schetsen eruit? We tonen daarvan een aantal mooie voorbeelden. Dick Matena (geboren in 1943) heeft als strip-tekenaar een indrukwekkende staat van dienst. Als 17-jarige trad hij in 1960 als vrijwilliger in dienst bij de studio van Marten Toonder (geestelijk vader van Heer Bommel en Tom Poes) en ontwikkelde zich tot de rechterhand van de oude meester. Zijn eer- ste strip (meteen al op hoog niveai) was De Argonautjes, van 1968 tot 1973 verschenen in weekblad Pep – nog in een cartooneske stijl die aan die van Astérix-tekenaar Uderzo deed denken. In de loop der jaren werd zijn stijl realistischer.

In 1986 kreeg hij de prestieuze Stripschapsprijs voor zijn hele oeuvre. Een heel nieuwe weg sloeg hij weer in toen hij literaire meesterwerken ging bewerken tot beeldroman, met behoud van de hele romantekst. (“Met sommige teksten knoei je niet.”) Dat deed hij achtereenvolgens met De avonden van Gerard Reve (2003-2004), Kort Ameri- kaans van Jan Wolkers (2006), en Kaas en Het dwaallicht van Willem Elsschot. Het verwerken van de hele tekst, in tekstballonnen of kadertjes en wat dies meer zij vergt grote vindingrijkheid. Dat geldt zeker ook voor Kees de jongen, waarin qua taalgebruik de stijl van de volwassen verteller naadloos overgaat inde informele schooljongenstaal van Kees, vooral alsdie vanuit troosteloze werkelijkheid weer eens wegduikt in fraaie fantasieën. Hoe verbeeldt je dat, en hoe splits je de tekst dan op. Dat vraagt veel uitprobe- ren. Soms is het daardoor ook wel heel lastig vooraf te schatten hoe dit zo’n beeldroman gaat worden. Bij Kees zat hij er aardig naast. In het begin dacht hij dat het 350 pagina’s zouden worden, maar het werden er 485! Kees de jongen was altijd al een lievelingsboek van Dick Matena. Hij moest en zou er dus eens een beeldroman van maken, en die motivatie had hij ook wel nodig, want het bleek een zware klus, waarmee hij drie jaar bezig was. De Stichting Theo Thijssen was een van de instanties die er aan bijdroeg dat Dick intussen brood op de plank had. Theo Thijssen Museum-directeur Jan Carmiggelt zag alle schetsen en zijn enthousiasme hielp Dick door de inzinkingen heen. Het resultaat mag er zijn. Zelf vind Matena Kees de jongen “het beste wat ik ooit gemaakt heb.” En dat wil wat zeggen!

CITAAT VAN DE MAAND

"Jarenlang heb ik het stilgehouden, de jongen uit het oliewinkeltje. () Zijn moeder was een ongetrouwde juffrouw, maar hij had een erg aardige oom, die dikwijlss avonds in het kamertje achterhet oliewinkeltje kwam zitten. En dan dronken ze een glaasje pons of zo, en hij, Ferdinand, kreeg ook een glaasje, met een beetje veel water er bij.  ()
Na een ruzieavond is de oom weggebleven, en toen kwam er een nette kommensaal, die aanspreker was. Het was in de influenzatijd* en de aanspreker verdiende grof geld.

 (De jongen uit het oliewinkeltjes, in: De Nieuwe School juli 1910, herdrukt de bundel Egeltje, 1929.) 

*Thijssen bedoelt waarschijnlijk de griepepidemie in de winter van 1889-1890.

Navigeer

Locatie

    • Eerste Leliedwarsstraat 16
    • 1015 TA Amsterdam
    • 020-4207119
    • Donderdag t/m zondag van 12.00 - 17.00

 

 

Familie Familie