Print deze pagina
dinsdag, 31 maart 2015 09:47

Theo Thijssen op vakantie (februari 2008 - augustus 2008)

Voor zijn onderwijzersvakbond bezocht in de jaren en twintig Thijssen België, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Denemarken, Zweden, Italië, Spanje en Tsjechië. Maar buitenlandse vakanties zaten er voor hem nog niet in. Toch wist hij er wel steeds een feest van te maken, in badplaatsen of duindorpen als Scheveningen, Katwijk, Castricum en Bergen dan wel op de bosrijke Veluwe. En hoe meer aanloop hij daar kreeg van familie, buren en vrienden, hoe liever het hem was. Nu is het bijna onvoorstelbaar dat een eeuw geleden het grootste deel van de Nederlanders nooit vakantie had. Dat recht werd voor de meeste werknemers pas verworven door harde vakbondsacties, met als legendarisch hoogtepunt de grootscheepse Loodgietersstaking van 1928. Resultaat: vier dagen per jaar ‘betaald verlof’. Niet veel, maar wel een doorbraak. Onderwijzers waren altijd al bofkonten, in dat opzicht. Als hun leerlingen vakantie hadden, was de school in principe dicht. Dar was hun salaris ook op afgestemd. En natuurlijk moest er in de vakantie wel enige administratie worden verricht. In Schoolland (dat verhaal speelt rond 1905) koopt meester Staal tijdens een goedkope logeerpartij bij zijn ouders op het platteland bijvoorbeeld bij de kantoorboekhandel in het dorp een kasboek, en noteert daarin alvast alle gegevens van zijn nieuwe klas. Maar hij is er een paar weken tussenuit – met heimwee naar school, dat wel. Vooral de zomervakantie leende zich daguitstapjes of zelfs een langduriger verblijf buiten de stad. Maar daar moest je natuurlijk wel geld voor hebben. Volgens een enquête van de Amsterdamse afdeling van de onderwijzersbond in 1904 kwam het overgrote deel van de leerlingen van de ‘kosteloze’ lagere scholen nooit de stad uit. Meester Thijssen al wel, maar zuinigjes, vooralsnog, Het zal begonnen zijn met eens een dagje uit. Omstreeks 1905 liet hij zich met zijn eerste vrouw en haar vader kieken op de Scheveningse pier, het Kurhaus op de achtergrond. Vanaf 1916 huurde hij in augustus jaarlijks een huisje in Katwijk, met zijn tweede vrouw Geertje Dade en de kinderen, en met zijn voormalige schoonfamilie: zijn zus Koba was getrouwd met Ko Zeegerman, zus van wijlen Jo. Hoewel in ieder geval in 1925 en 1928 ook de Veluwse bossen werden verkend, werd toch vanaf half jaren twintig Castricum favoriet. Van daaruit schreef Thijssen op 19 augustus 1927 aan zijn uitgever: “De jeugd fietst ’s morgens naar zee, en de oude heer met de dames volgen per autobus.” En vanaf 1936 brachten de Thijssens de augustusmaand door in Bergen. In Bergen-Binnen huurde Thijssen het modernistische huis van de architect Majella Cijffers, Komlaan 27. Veel Bergense vakantiefoto’s zijn genomen op de veranda van dit huis Hiervandaan werd het strand van Bergen aan Zee bezocht. Het was er een zoete inval. Op 19 juli schreef Thijssen bijvoorbeeld aan zijn jonge vriend Jan Mens: "2 en 3 Augustus is best, badpakken meebrengen en mooi weer!" Thijssen betaalde de huur onder meer met de vergoeding die hij kreeg voor het optreden als gecommitteerde bij eindexamens van kweekscholen in den lande. In de tentoonstelling wordt de sfeer van die vakanties zo goed mogelijk opgeroepen. Daarnast wordt zijdelings aandacht besteed aan de strijd om vakantie, de vakantiebesteding van de toenmalige schooljeugd en de ontwikkeling van de badplaatscultuur.